Dixieland wordt gezien als de 'blanke' variant van de rond dezelfde tijd (rond 1917) ontwikkelde New Orleans Jazz. Blanke muzikanten maakten van de jonge, zwarte jazzmuziek een wat boertige en ouderwetse versie; Dixieland. Dit had zelfs een racistische ondertoon; blanke musici verfden hun gezicht zwart en gedroegen zich koddig. Duidelijk in een poging om van zwarte musici een karikatuur te maken. Een bekend voorbeeld hiervan is de blanke zanger Al Jolson die voor de film The Jazz Singer zwart werd geverfd.
Dixieland wordt gespeeld in vierkwartsmaat. Hierbij spelen banjo, piano en slagwerk meestal alle 4 tellen van de maat, terwijl de basinstrumenten, dus contrabas of tuba al dan niet samen met de linkerhand van de piano, afwisselend twee of vier tellen in de maat spelen. Kenmerkend voor het genre is verder dat de koperblazers met klarinet gelijktijdig improviseren. De traditionele rolverdeling is dat de trompet de melodie min of meer vrij omspeelt, de trombone met karakteristieke glissandi de overgang van het ene akkoord naar het volgende aangeeft en de klarinet, binnen de gegeven harmonieën, aanvullende stemmen improviseert.
Dit album bevat oa Down by the riverside, Nobody knows the trouble I've seen en When the saints go marching in
Geen opmerkingen:
Een reactie posten